In de Pastorale Hulpverlening kloppen vaak mensen aan die een ervaring in het leven hebben die nog steeds impact heeft. Hoe ga je daar als hulpbieder mee om?
Enige tijd geleden dacht ik met een groep na over de ernst van een gebeurtenis. Wat bepaalt dat iets erg is of minder erg?
Om dit gedachtenproces op gang te brengen, gaf ik iedereen een kaartje met iets ingrijpends:
- Vader verloren
- Misbruikt door broer
- Ontslagen
- Auto totall loss gereden
- Verwaarloosd
- Huis afgebrand
- Arm gebroken
- Kind (5 jaar) verloren
- Ongewenst kinderloos
De opdracht was om op volgorde te gaan staan van minder ernstig naar ernstig. Boeiend, want welke afwegingen maak je? Wat maakt iets erg en wanneer is iets minder erg? Kun je dat überhaupt voor de ander bepalen? Dat leverde forse gesprekken op, en meestal werd de plek geduid vanuit het eigen referentiekader (“voor mij zou dat niet erg zijn, dus ik denk dat het niet zo erg is”). Maar dan bepalen we vanuit onze eigen ervaringen hoe ernstig iets is bij de ander.
Trauma-schillen
Wat mij betreft is de volgende richtlijn helpend om trauma’s te schalen, niet naar feit, maar naar ernst. Ik noem ze de vier trauma-schillen:
- Materieel
- Fysiek
- Emotioneel
- Identiteit
Ik geloof dat puur materiële schade het minst erg is, meestal vervangbaar. Wanneer je je auto totall loss rijdt, is dat vervelend, maar ook goed te overkomen, mits er geen grote fysieke gevolgen zijn of dat er een emotionele lading bij zit. Het wordt helemaal ernstig wanneer die gele Ferrari je identiteit bepaalde. Die vervang je niet zomaar.
Wanneer je je arm breekt, lijkt dat niet ernstig. Maar wanneer je concertviolist bent, is het probleem een stuk groter, want dan kan het je identiteit raken. Wie ben je zonder viool?
Op grond van deze indeling geloof ik dat gebeurtenissen in de kindertijd/jeugd heel snel je identiteit raken, eenvoudigweg omdat je identiteit nog niet volledig gevormd is. Verwaarlozing, misbruik zijn ernstig omdat ze in ieder geval 3 van de 4 traumaschillen raken (Identiteit, emotie, fysiek). Maar ook zaken als kinderloosheid of het verliezen van baan kunnen je identiteit raken en daardoor als heel ernstig ervaren worden.
Ooit heb ik iemand begeleid waarvan de hond jaren geleden was overleden. Nog steeds moest ze huilen wanneer ze over Boris sprak. Voor mij was het ‘slechts’ een hond. Ik ben opgegroeid op een boerderij en ben daardoor vertrouwd geraakt met leven en dood aangaande dieren. Maar voor haar was het veel meer, heel veel meer. Vanuit mijn referentie had ik haar trauma nooit als heel zwaar geduid, maar beseffende dat het haar emotionele verbondenheid en wellicht ook haar identiteit raakte, maakte dit overlijden een stuk ernstiger.
In de Pastorale Hulpverlening zoek ik naar een verbinding van Jezus met de identiteit. In Hem ben je wie je bent (en dat is goed). Hierover kun je veel lezen in de Efezebrief (in de Bijbel). Wanneer dit fundament aangaande de identiteit ligt is er de mogelijkheid om verder te bouwen aan een (beter) leefbaar leven.
Geschreven door Hermineke Vonk
PastoraleCoaching.nl, Goudriaan